Kindgerichte doelen bij interventie van autisme
Kindgerichte doelen bij interventie van autisme richten zich op:
- Vermindering van de ernst van autisme-kenmerken
- Afname van bijkomende problemen
- Bevordering van de normale ontwikkeling van het kind
In de praktijk lopen deze interventiegebieden door elkaar heen.
Vermindering van de ernst van autisme-kenmerken
Officieel wordt autisme gekenmerkt door twee hoofdkenmerken:
1. Blijvende tekorten in de sociale communicatie en interactie
Deze beperkingen vormen een ernstige belemmering voor de algemene ontwikkeling van het kind. De basis van de ontwikkeling ligt namelijk in de interactie. Het doel van de interventie is het bevorderen van de interactie. Dit vraagt veel begeleiding van de directe opvoeders. Lees meer >>
2. Beperkte zich herhalende gedragspatronen, beperkte interesses en activiteiten
Dit kenmerk kun je opdelen in twee deelgebieden:
- Prikkelverwerkingsproblemen
Bij kinderen met autisme is de reactie op prikkels vaak anders. De zintuiglijke ervaringen van kinderen met autisme zijn heel verschillend. We zien terugkerende angst voor geluiden of felle lichten (zoals een TL-lamp). Maar ook sterke afkeer van aanrakingen of bepaalde geuren of fascinaties voor draaiende wasmachines. Lees meer over prikkelverwerking >> - Problemen met het kunnen aanpassen van gedrag
Kinderen met autisme hebben vaak moeite met veranderingen. Ze willen liever alles hetzelfde houden en blijven vaak hangen in herhalingen van handelingen. Bijvoorbeeld al het speelgoed op een rijtje zetten, altijd uit dezelfde beker drinken of altijd dezelfde route naar de bakker nemen. Lees meer over flexibiliteit >>
Afname van bijkomende problemen
De kernproblemen van autisme leiden vaak tot bijkomende problemen. Problemen met prikkelverwerking en inflexibiliteit kunnen leiden tot problemen op het gebied van:
- Eten
Problemen met prikkelverwerking kan leiden tot afkeer van geuren of smaken en lokken dan niet tot eten. Ook de structuur van bepaald voedsel, bijvoorbeeld draadjesvlees, kan weerzin oproepen. Lees meer over eetproblemen >> - Slapen
Slaapproblemen komen vaak voor bij kinderen met autisme. Slecht slapen vergroot de kwetsbaarheid en versterkt de autisme-problemen. Een hoge prikkelgevoeligheid kan er voor zorgen dat een kind moeilijk tot rust kan komen en onvoldoende ontspant. Hierdoor valt het kind moeilijk in slaap valt of wordt regelmatig wakker. Ook kan het schakelen van licht naar donker, van dag naar nacht, de slaappatronen erg ontregelen en zelfs paniek veroorzaken. Lees meer over slaapproblemen >> - Angst
Angsten komen veel voor bij kinderen met autisme. Vanuit overgevoeligheid schrikt een kind sneller van een bepaalde prikkel. Zo’n prikkel wordt ook eerder als negatief ervaren. Een kind met autisme kan heftig reageren op veranderingen of overgangen waar het geen controle over heeft (denk aan: het aanspringen van de lamp van een lantaarnpaal). Dit komt doordat het kind zich minder goed kan aanpassen. De angsten kunnen sterker worden doordat kinderen met autisme vaak een sterk geheugen hebben. Daardoor onthouden ze een negatieve ervaring langer. Het gebeurt regelmatig dat zo’n ervaring steeds meer uitbreidt. Lees meer over angstproblemen >> - Zindelijkheid
Het voelen van aandrang is een voorwaarde om zindelijk te kunnen worden. De vertraging in het zindelijk worden lijkt bij sommige kinderen met autisme te maken te hebben met het niet voelen van de aandrang. Soms maken kinderen geen koppeling naar gedrag of passende handeling. Bij andere kinderen roept het vooral angst op waardoor zij hun ontlasting (onbewust) vasthouden. Een traumatische ervaring zorgt ook vaak voor zindelijkheidsproblemen. Veel kinderen met autisme hebben nog lange tijd herinnering aan en last van een ongelukje en ontwikkelen angsten. Ook de geur in het toilet (zeker bijvoorbeeld op een school) kan ervoor zorgen dat het kind niet naar het toilet wil gaan. Lees meer over zindelijkheidsproblemen >>
Bevorderen van de normale ontwikkeling
De belangrijkste problemen van autisme leiden vaak tot een minder vanzelfsprekende ontwikkeling van het kind. Het kind heeft meer begeleiding en aansturing nodig. Kinderen zonder autisme leren door gedrag van leeftijdsgenootjes te kopiëren. Kinderen met autisme doen dit niet. Daarom moet het gedrag van kinderen met autisme bewust worden aangeleerd. Het duurt vaak langer voordat het kind nieuw gedrag heeft aangeleerd.
De hierboven genoemde hoofdkenmerken van autisme beïnvloeden de ontwikkeling van het kind op verschillende gebieden. Onderstaande ontwikkelingsgebieden vragen extra aandacht en zijn meestal onderdeel van een autisme-interventie.
Let op: Het is belangrijk dat bij de autisme-interventie ook aandacht is voor de normale ontwikkeling van het kind. Denk aan lopen, fietsen, zwemmen en dergelijke. Juist ontwikkelingsgebieden die zich wél normaal ontwikkelen mag je niet verwaarlozen. Het biedt het kind kansen en verhoogt het zelfvertrouwen.
- Spel- en cognitieve ontwikkeling
Beperkte interesses en activiteiten en zich herhalende gedragspatronen belemmeren de spelontwikkeling van het kind. Spel is een belangrijk ontwikkelinggebied dat een sterke invloed heeft op de motorische, cognitieve en sociale ontwikkeling. Lees meer over spelontwikkeling >> - Communicatieve en spraak-taalontwikkeling
Kinderen met autisme kunnen vaak hun emoties minder goed reguleren en zijn vaak minder gericht op de sociale omgeving. Dit brengt risico’s met zich mee voor de communicatieve en spraak-taalontwikkeling. Communiceren leer en doe je namelijk in sociale situaties. Zo kan de taal bij deze kinderen vertraagd op gang komen of valt een afwijkende taalontwikkeling op. Bijvoorbeeld echolalie (het letterlijk herhalen van woorden zonder de bedoeling om hiermee iets te communiceren). Lees meer over spraak-taalontwikkeling >> - Motorische ontwikkeling
Een minder vlotte of soepele motoriek komt vaak voor bij kinderen met autisme. In combinatie met de volgende punten kan dat leiden tot vertraging in de ‘normale ontwikkeling’:- vaak moeite hebben met het overzien en plannen van handelingen die bij een taak horen (bijvoorbeeld aankleden);
- sneller afgeleid zijn en/of minder motivatie of zelfs weerstand hebben om nieuwe dingen te leren (bijvoorbeeld schoenveters strikken of fietsen zonder zijwieltjes). Lees meer over motorische ontwikkeling >>
- Cognitieve ontwikkeling
De cognitieve ontwikkeling van het kind kan in gevaar komen door autisme. Bijvoorbeeld als het kind:- een beperkte taakgerichtheid heeft. Dit kan ervoor zorgen dat het kind vooral zijn/haar eigen interesses volgt en minder open staat voor nieuwe kennis.
- informatie minder snel kan verwerken.
- gericht is op details
- taal (te) letterlijk begrijpt.
Dit kind er namelijk voor zorgen dat het kind moeilijker tot leren komt. Lees meer over cognitieve ontwikkeling >>